Een Londense flat, 26 december 1968. 'De tijd is gekomen. Ik ben natuurlijk dronken. Maar nuchter zou het héél, héél moeilijk zijn geweest.' Het is de laatste aantekening in het dagboek van Waguih Ghali (1929-1969), de in het Engels schrijvende Egyptenaar die zijn leven lang nergens thuis was. Hij neemt die avond een grote hoeveelheid slaappillen in en als hij tien dagen later overlijdt, laat hij slechts één semiautobiografische roman na.
Bier in the snookerclub speelt zich af in de jaren 50 en bekritiseert zowel de Britse koloniale onderneming als het regime van Gamal Abdel Nasser in Egypte. De centrale personages zijn Ram en Font, twee jonge kopten die bevriend raken met de steenrijke Joodse communiste Edna. Het trio reist tussen Caïro en Londen, voor en na de Suezcrisis van 1956.
Ghali's alter ego Ram is een sarcastische buitenstaander. Hij behoort tot de verarmde tak van een groteske familie van grootgrondbezitters en verdoet zijn tijd met drinken en het vergokken van andermans geld. In Caïro spuwt Ram op zijn verwaande verwanten. Hij raakt maar half overtuigd door de linkse geschriften die Edna aanreikt en doet het Arabisch nationalisme van Nasser af als de zoveelste machtsgreep. Het zo lang geïdealiseerde Westen valt evengoed tegen. Londens liberale seksuele mores mogen een verademing zijn, de Britse vrienden hebben het over 'bruinjoekels' en er zijn visumproblemen.
Fundamenteel is Ram een verloren ziel, een kosmopolitische humanist wiens handelingsvermogen wordt gefnuikt door het lot dat zijn dierbaarste vrienden is beschoren. Alle vurige gesprekken over imperialisme, revolutie en communisme ten spijt wordt Font na zijn terugkeer naar Egypte een 'komkommerverkoper met een doctorstitel', een nobody die 'biljarten schoonveegt met the Literary Supplement'. En Rams grote liefde, de altruïstische, geëmancipeerde Edna? Ze wordt door Nassers antisemitische soldaten verkracht en verminkt.
Cultstatus
Ghali creëert in Bier in de snookerclub een gitzwart universum, maar hij doet dat met bijtende spot. Dat levert rake omschrijvingen op, zoals deze over de Britse kolonisator: 'Als hij een nieuw afzetgebied voor zijn minderwaardige producten zoekt, stuurt hij een zendeling om de inboorlingen de vredesboodschap te brengen. De inboorlingen vermoorden de zendeling, de Engelsman grijpt naar de wapens om het christendom te verdedigen (..) en accepteert het afzetgebied als een goddelijke beloning.'
Die kritische houding tegenover elke vorm van macht verklaart de cultstatus van de roman in Egypte. ' Bier in the snookerclub is geen geschiedenisles', schreef een columniste enkele maanden na het begin van de Arabische Lente in 2011, 'maar het boek voelt verrassend eigentijds aan. (..) Niet alle oude regels zijn van toepassing, maar sommige wel. Vandaag zou Ram Caïro getransformeerd aantreffen, maar vertrouwd. De elite is nog altijd tweetalig, Rams Armeense en Joodse vrienden zijn verdreven maar de Groppi Garden waarin hij 's middags graag whisky dronk, is een toevluchtsoord gebleven. Alleen - zoals op de meeste van zijn favoriete plekken - wordt er geen alcohol meer geschonken.'
Fantasiewereld
Waguih Ghali wordt geboren in Alexandrië en groeit op in het nominaal onafhankelijke koninkrijk Egypte (1922-53), waar de Britten de plak zwaaien. Zijn jeugd is er een van verwaarlozing: vader sterft jong, moeder hertrouwt en het kind verhuist van de ene rijke tante naar de andere. De jongen krijgt een Engelstalige opleiding en in 1953 bezoekt hij Londen als prille twintiger. 'Een complete fantasiewereld riep ons. Een mengeling van alle steden van Europa (..) waar Piccadilly naar de Champs-Elysées leidde; (..) waar Grand Hotels waren en Fiat-fabrieken en stierengevechten, (..) waar dichters op zolderkamertjes woonden en waar overdekte zwembaden bestonden', schrijft hij in zijn roman.
Vijf jaar later verlaat hij zijn geboorteland voor de tweede en laatste keer. Zijn invloedrijke familie is waarschijnlijk getipt over zijn nakende arrestatie wegens subversieve activiteiten. In Groot-Brittannië krijgt hij geen verblijfsvergunning, waardoor hij uiteindelijk gaat werken in de haven van Hamburg, waar hij in 1960 aan zijn roman begint. Vier jaar later wordt die in Groot-Brittannië gepubliceerd en de recensies zijn erg lovend.
Ghali voelt zich in Duitsland evenwel depressief. 'De vrouwen hier zijn lelijk, de meeste burgers onsympathiek.' Neem het voorval met de buren, van wie hij stiekem elektriciteit aftapt tijdens een koude winter in een onverwarmde kelder. Als hij enige tijd later de feiten gaat opbiechten en wil betalen, wordt de politie gebeld. Ook zijn pogingen om een nieuwe roman te schrijven mislukken, waarop Ghali besluit een dagboek bij te houden. 'Ik word gek', schrijft hij in mei 1964, 'misschien moet ik dit doen, [...] al was het maar voor een vleugje gezond verstand.'
Als hij naar Londen zou kunnen gaan, zo houdt hij zichzelf voor, zou alles goedkomen. Twee jaar later weet hij via zijn uitgever een Britse verblijfsvergunning te versieren, maar werken mag hij officieel niet. Ghali trekt in bij redacteur Diana Athill, hij doet allerhande klusjes maar kampt permanent met geldgebrek. 'Het worden donkere, door verslaving beheerste jaren', zo legt Athill later uit in After a funeral (1986). De schulden stapelen zich op, de schande verwoest hem.
Na de Zesdaagse Oorlog (1967) reist Ghali in opdracht van The Times naar Israël. Een slechte zet, zo blijkt. Niet alleen ontgoochelt de nieuwe natie hem diep, bovendien haalt hij zich de boosheid op de hals van zowel de Egyptische machtshebbers als van de publieke opinie. 'Tot op heden', stelt de Brits-Egyptische schrijfster Ahdaf Soueif, 'is die vermaledijde trip het enige wat velen in Caïro zich van deze weergaloze schrijver herinneren.'
Ghali beseft dat hij nooit meer naar Egypte kan terugkeren. Hij is veertig en voelt zich vernederd en verslagen. Eind 1968 schrijft hij zijn laatste woorden. 'Ik ga zelfmoord plegen vanavond.'
Vertaald door Paul Heijman, Jurgen Maas, 238 blz., € 21,99.
Verberg tekst