Oroppa
Oroppa
Details
396 p.
Besprekingen
De Morgen
Niet heel vaak is een roman zo verleidelijk dat je na de laatste pagina meteen opnieuw wilt beginnen. Omdat je inmiddels van alles over de hoofdpersonen te weten bent gekomen dat wat je eerder las kan veranderen. En omdat je benieuwd bent of je onderweg aanwijzingen gemist hebt die een ander licht op het grote geheel kunnen werpen.
En ja hoor, de proloog, bij eerste lezing een nogal hermetisch verhaal over een vrouw die op haar sterfbed door de dood wordt teruggespuugd, en over een kind dat het allemaal gadeslaat, valt de tweede keer helemaal op z'n plek. Want die vrouw, dat is Salomé Abergel, om wie het in dit boek draait, al is ze echt niet voortdurend de hoofdpersoon. Met een 'godverdomme' komt ze bij bewustzijn. Hoe dat klinkt? 'Alsof je een nest jonge kraaien in een versnipperaar gooide.' Het is een tafereel dat het voorlaatste deel van de roman een nieuw perspectief geeft.
Zo'n boek is Oroppa. Misschien is het even werken om binnen te komen. Er wordt nogal wat overhoop gehaald, telkens duiken nieuwe personages op die bovendien niet altijd meteen heldere contouren krijgen, soms staan er slordigheden of onhandige formuleringen, de sprongen in de tijd zijn niet altijd meteen te volgen.
Vooral: binnen het grote verhaal worden andere verhalen verteld. Verhalen die iemand in een café hoorde, dromen, merkwaardige geschiedenissen, dagboekfragmenten van een vergeten schrijfster, krantenberichten. Oude vrienden duiken op met hun eigen herinneringen, het vertelperspectief wordt bijgesteld. Het kan je gaan duizelen.
Maar allemachtig, wat een fenomenaal boek is hier zomaar uit de lucht komen vallen. Van de schrijfster, Safae el Khannoussi, weten we dat ze op 4-jarige leeftijd vanuit Tanger naar Amsterdam kwam, inmiddels 30 jaar is, bezig is met een promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, sinds kort redacteur is van tijdschrift De Gids en dat je bij het Taalhuis lessen Arabisch, Marokkaans-Arabisch en Nederlands bij haar kunt volgen.
Wortels buiten Europa
De figuren in Oroppa hebben bijna allemaal wortels buiten het continent, in Marokko, Tunesië of Algerije. Met Europa hebben ze op z'n best een haat-liefdeverhouding. Iemand zegt: "Europa, zo dacht ik, voelde alsof je je begaf op de rug van een monsterlijk maar stokoud dier dat, getroffen door een zeldzame aandoening, zijn bewoners op ieder moment een weerzinwekkende catastrofe kon bezorgen door met zijn lijf te schudden."
In de woorden van Salomé: "Europa is een genadeloze plek, dat is het honderden jaren geweest, mijn voorouders hebben daar lang naar mogen kijken, als toehoorders van een catastrofaal gerucht, en we hebben altijd gedacht: wat een ellende daar aan de andere kant van de zee."
Salomé is een Joods-Marokkaanse kunstenares met een geheim. Dat geheim inspireerde haar tot de duistere doeken die in de kelder van haar huis in Amsterdam staan opgeslagen. Die schilderijen zijn de neerslag van wat ze in de jaren tachtig in Marokko heeft meegemaakt. Salomé werd vanwege een vage beschuldiging jaren vastgehouden en gemarteld in de kerkers van de Marokkaanse politie - een staatsterreur die uitgroeide tot een nationaal trauma waaromheen in Marokko nog steeds een taboe hangt.
Die ervaring is in zekere zin de motor van het boek. Een politieman die haar beul was, raakt jaren later in Amsterdam verzeild. Hij, doodziek intussen, achterhaalt haar adres en belt bij haar aan. Alle gevoelens van onveiligheid komen bij haar terug. Met een emmer kokend water jaagt Salomé hem weg. Ze vlucht naar Tunis in de hoop daar rust te vinden. Haar ene long heeft het al begeven, de andere hangt, zoals dat omschreven wordt, 'aan een draadje'.
Niet samen te vatten
Maar elke samenvatting doet deze roman tekort. Zo volgen we ook het pad van Irad, de zoon van Salomé, die een café in Belleville in Parijs heeft waar veel nachtvlinders komen. We leren restauranthouder Hbib kennen, die als een engel waakt over Salomé, maar ook diens vage vriend Levi Shotz. We belanden in een kroeg met zeven slapers, ieder met zijn eigen verhaal. We krijgen alles te horen over hoe in Marokko zelfs een hond is gevangengezet. Een smeuïg overspeldrama wordt tot in de kleinste details verteld.
"Veel verhalen in Oroppa zijn mij ooit in een of andere versie verteld door mijn vader, mijn grootmoeder Rhimou en overgrootmoeder Zohra, door de vele mensen die ik per toeval en kortstondig heb ontmoet en met wie ik bevriend ben geraakt", schrijft El Khannoussi in haar verantwoording. Het wonder is dat ze van die verhalen een compositie heeft weten te smeden waarin alles wat willekeur of overdaad lijkt, uiteindelijk blijkt bij te dragen aan het grote geheel.
Daarnaast getuigt Oroppa van een groot plezier in het verkennen van de mogelijkheden van het Nederlands als schrijftaal. Met tomeloze energie sleurt El Khannoussi je langs de onvermoede uithoeken van ons continent, zich onderweg uitlevend in beschrijvingen van Parijs - "Het Gare du Nord in de ochtend is als de buik van een slapende reus" - Amsterdam en Tunis. Quasi terloops strooit ze met bloemrijke typeringen: "roze blonde krullen die de indruk wekten door de eerste de beste windvlaag van haar hoofd te dwarrelen". Of: "ogen die de drek van de mensheid lijken te hebben opgeslokt".
Oroppa laat zich hooguit vergelijken met het beste van de Zuid-Amerikaanse literatuur. Een grenzeloos debuut.
Pluim, 400 p., 28 euro.
De Volkskrant
Niet heel vaak is een roman zo verleidelijk dat je na de laatste pagina meteen opnieuw wilt beginnen. Omdat je inmiddels van alles over de hoofdpersonen te weten bent gekomen dat wat je eerder las kan veranderen. En omdat je benieuwd bent of je onderweg aanwijzingen gemist hebt die een ander licht op het grote geheel kunnen werpen.
En ja hoor, de proloog, bij eerste lezing een nogal hermetisch verhaal over een vrouw die op haar sterfbed door de dood wordt teruggespuugd, en over een kind dat het allemaal gadeslaat, valt de tweede keer helemaal op z'n plek. Want die vrouw, dat is Salomé Abergel, om wie het in dit boek draait, al is ze echt niet voortdurend de hoofdpersoon. Met een 'godverdomme' komt ze bij bewustzijn. Hoe dat klinkt? 'Alsof je een nest jonge kraaien in een versnipperaar gooide.' Het is een tafereel dat het voorlaatste deel van de roman een nieuw perspectief geeft.
Zo'n boek is Oroppa. Misschien is het even werken om binnen te komen. Er wordt nogal wat overhoop gehaald, telkens duiken nieuwe personages op die bovendien niet altijd meteen heldere contouren krijgen, soms staan er slordigheden of onhandige formuleringen, de sprongen in de tijd zijn niet altijd meteen te volgen. Vooral: binnen het grote verhaal worden andere verhalen verteld. Verhalen die iemand in een café hoorde, dromen, merkwaardige geschiedenissen, dagboekfragmenten van een vergeten schrijfster, krantenberichten. Oude vrienden duiken op met hun eigen herinneringen, het vertelperspectief wordt bijgesteld. Het kan je gaan duizelen.
Maar allemachtig, wat een fenomenaal boek is hier zomaar uit de lucht komen vallen. Van de schrijfster, Safae el Khannoussi, weten we dat ze op 4-jarige leeftijd vanuit Tanger naar Amsterdam kwam, inmiddels 30 jaar is, bezig is met een promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, sinds kort redacteur is van tijdschrift De Gids en dat je bij het Taalhuis lessen Arabisch, Marokkaans-Arabisch en Nederlands bij haar kunt volgen.
De figuren in Oroppa hebben bijna allemaal wortels buiten het continent, in Marokko, Tunesië of Algerije. Met Europa hebben ze op z'n best een haat-liefdeverhouding. Iemand zegt: 'Europa, zo dacht ik, voelde alsof je je begaf op de rug van een monsterlijk maar stokoud dier dat, getroffen door een zeldzame aandoening, zijn bewoners op ieder moment een weerzinwekkende catastrofe kon bezorgen door met zijn lijf te schudden.'
In de woorden van Salomé: 'Europa is een genadeloze plek, dat is het honderden jaren geweest, mijn voorouders hebben daar lang naar mogen kijken, als toehoorders van een catastrofaal gerucht, en we hebben altijd gedacht: wat een ellende daar aan de andere kant van de zee.'
Salomé is een Joods-Marokkaanse kunstenares met een geheim. Dat geheim inspireerde haar tot de duistere doeken die in de kelder van haar huis aan de Churchilllaan in Amsterdam staan opgeslagen. Die schilderijen zijn de neerslag van wat ze in de jaren tachtig in Marokko heeft meegemaakt: Salomé werd vanwege een vage beschuldiging jaren vastgehouden en gemarteld in de kerkers van de Marokkaanse politie - een staatsterreur die uitgroeide tot een nationaal trauma waaromheen in Marokko nog steeds een taboe hangt.
Die ervaring is in zekere zin de motor van het boek. Een politieman die haar beul was, raakt jaren later in Amsterdam verzeild. Hij, doodziek intussen, achterhaalt haar adres en belt bij haar aan. Alle gevoelens van onveiligheid komen bij haar terug. Met een emmer kokend water jaagt Salomé hem weg. Ze vlucht naar Tunis in de hoop daar rust te vinden. Haar ene long heeft het al begeven, de andere hangt, zoals dat omschreven wordt, 'aan een draadje'.
Maar elke samenvatting doet deze roman tekort. Zo volgen we ook het pad van Irad, de zoon van Salomé, die een café in Parijs heeft waar veel nachtvlinders komen. We leren restauranthouder Hbib kennen, die als een engel waakt over Salomé, maar ook diens vage vriend Levi Shotz. We belanden in een kroeg met zeven slapers, ieder met zijn eigen verhaal. We krijgen alles te horen over hoe in Marokko zelfs een hond is gevangengezet. Een smeuïg overspeldrama wordt tot in de kleinste details verteld.
'Veel verhalen in Oroppa zijn mij ooit in een of andere versie verteld door mijn vader, mijn grootmoeder Rhimou en overgrootmoeder Zohra, door de vele mensen die ik per toeval en kortstondig heb ontmoet en met wie ik bevriend ben geraakt', schrijft El Khannoussi in haar verantwoording. Het wonder is dat ze van die verhalen een compositie heeft weten te smeden waarin alles wat willekeur of overdaad lijkt, uiteindelijk blijkt bij te dragen aan het grote geheel.
Daarnaast getuigt Oroppa van een groot plezier in het verkennen van de mogelijkheden van het Nederlands als schrijftaal. Met tomeloze energie sleurt El Khannoussi je langs de onvermoede uithoeken van ons continent, zich onderweg uitlevend in beschrijvingen van Parijs - 'Het Gare du Nord in de ochtend is als de buik van een slapende reus' - Amsterdam en Tunis. Quasi terloops strooit ze met bloemrijke typeringen: 'roze blonde krullen die de indruk wekten door de eerste de beste windvlaag van haar hoofd te dwarrelen'. Of: 'ogen die de drek van de mensheid lijken te hebben opgeslokt'.
Oroppa laat zich hooguit vergelijken met het beste van de Zuid-Amerikaanse literatuur. Een grenzeloos debuut.
Pluim; 400 pagina's; € 28.