Ja hoor, daar hebben we er weer een: Maxim Osipov (Moskou, 1963), cardioloog en schrijver van de verhalenbundel De wereld is niet stuk te krijgen, is 'de nieuwe Tsjechov', aldus juichende recensies in de Europese media - en een quote op het omslag van de pas verschenen Nederlandse vertaling. Hij heeft trouwens ook wel iets weg van Boelgakov, vermeldt de achterflap, nog zo'n beroemde schrijvende arts.
Geef de uitgever eens ongelijk. Wil je een nieuwe, nog onbekende buitenlandse schrijver aan het Nederlandse publiek slijten, en is die schrijver ooit in verband gebracht met een Grote Naam uit de wereldliteratuur? Natúúrlijk zet je dat dan op het omslag.
Zo maakten we eerder kennis met de opvolger van Amos Oz (Nir Baram), de mogelijke echtgenoot van Elena Ferrante (Domenico Starnone) en de - hier nooit echt doorgebroken - vrouwelijke Murakami (Milena Michiko Flasar). Met Nederlandse schrijvers is het ook geprobeerd: Joost de Vries is in NRC ooit binnengehaald als de nieuwe Harry Mulisch. Pieter Steinz zag de opvolger van Mulisch in Christiaan Weijts. Laurie Langenbach was de Nederlandse Virginia Woolf, vermeldt het deel in de Privé-domeinreeks (2019) van deze bijna vergeten schrijver. Althans, dat vond Heere Heeresma.
De wereld is niet stuk te krijgen is een selectie uit de zes verhalenbundels die Osipov tot nu toe in het Russisch publiceerde; pas op zijn 45ste begon hij met schrijven (een leeftijd die Tsjechov overigens nooit heeft bereikt). Na het eerste Angelsaksische succes maakten Yolanda Bloemen en Seijo Epema deze mooie vertaling. De verhalen spelen in Moskou, op het platteland en in vervallen stadjes in Siberië. Ze gaan over verveelde oligarchen, bevlogen musici, artsen die worstelen met het falende gezondheidssysteem. Over mensen die terugverlangen naar de Sovjet-Unie, over moslims en Tadzjieken, die in Rusland veelal gastarbeiders zijn. De meest uiteenlopende types brengt de schrijver samen, in het ziekenhuis, het theater of de trein.
Maar hoe terecht is die vergelijking met Tsjechov en Boelgakov nou helemaal? Bepaalde thema's, de typering van de personages, de opbouw van sommige verhalen: ze doen inderdaad wel aan Tsjechov denken, al schreef die nauwelijks over zijn medische praktijk. En van Boelgakov zijn er de Aantekeningen van een jonge arts, maar die zijn toch weer anders van toon. Bovendien wijst Osipov zelf elke vergelijking af. Hij staat in de Russische prozatraditie, dat is duidelijk. Maar ja, dat klinkt weer niet zo sexy.
Voor Osipov is schrijven nauw verbonden met muziek. In een interview vergeleek hij het lezen van een kort verhaal eens met het luisteren naar een sonate: allebei duurt het 15 tot 40 minuten en allebei draait het om variatie in ritme en toon. In De wereld is niet stuk te krijgen speelt hij voortdurend met verteltempo en perspectieven. Ook staat het boek vol met muzikale verwijzingen, van opera's tot bolsjewistische liederen. 'Van de genietingen des levens staat slechts de liefde boven de muziek', schreef Poesjkin (in de vertaling van Karel van het Reve). In het bedachtzame 'De Poolse vriend' vraagt een violiste zich ernstig af of dat voor haar wel opgaat.
Naar goed Russisch gebruik strooien de personages met citaten uit poëzie en toneel, die de Nederlandse lezer keurig terugvindt in de eindnoten. En het zijn niet alleen de artsen en de intellectuelen die zo praten. Ook de kapster citeert de dichter Blok, al maakt ze wel een paar foutjes (''Wanneer je ziek bent, volledig murw geslagen...' Hoe ging dat ook alweer verder?'). In een ander verhaal vertelt een jonge arts waarom hij nog in Rusland wil wonen: 'Laat ik het zo zeggen, voor mijn Amerikaanse vrienden betekent AAA Amerikaanse Automobiel Associatie. En welke associatie hebben wij bij driemaal A? Hij laat even een stilte vallen. 'Anna Andrejevna Achmatova!''
Verder is er veel om treurig over te zijn in het hedendaagse Rusland dat Osipov schetst. Het land wordt beheerst door ongelijkheid, corruptie en de angst voor onzichtbare politieke machten. In het verhaal 'Objects in mirror' wordt een scenarioschrijver bijna gek omdat hij denkt dat de geheime dienst achter hem aan zit. Hij blijkt zich te vergissen. In een ander verhaal herinnert een oude vrouw zich waarom haar man ooit besloot te stoppen met zijn dissidente activiteiten. Niet omdat hij bang was, maar omdat hij genoeg had 'van de verplichting om zichzelf voortdurend als een goed mens te zien'.
De wereld is niet stuk te krijgen beschrijft overduidelijk het Rusland van Poetin, al valt zijn naam nergens. Eén keer duikt hij op, als 'hoge gast' van klein formaat, die een kinderziekenhuis zal bezoeken; op de groepsfoto mogen alleen dokters die de een meter zeventig niet overschrijden. Op het laatste moment komt de gast niet opdagen.
Osipov is een meester in zwarte humor en wrange ironie. In het openingsverhaal maakt een arts een lange treinreis van Moskou naar Petrozavodsk, waar hij een conferentie zal bijwonen. Hij belandt met twee vreemde snuiters in de coupé, die hem mateloos irriteren. Vroeg in de ochtend begint een van de mannen te trillen. Dat moet een delirium tremens zijn, denkt de arts, 'niet de meest zeldzame kwaal, laten we eerlijk zijn'. Hij waarschuwt het treinpersoneel: 'Geef hem een borrel, ik betaal, anders slaat die man alles kort en klein!'
Vervolgens moet hij toezien hoe de politie de man naar buiten sleurt en op het perron in elkaar trapt. 'Ik heb niet direct door wat ik heb teweeggebracht. Net zoals je na een fatale medische fout nog even sprakeloos staat te kijken naar de patiënt, naar de monitors en naar je collega's.' Hij laat het er niet bij zitten, gaat verhaal halen bij de instanties en valt van de ene verbazing in de andere. Na een dag vol ontgoocheling treft hij op het congres een jonge arts die hij ook al in de trein had gesproken, die van AAA. Zijn indruk van de stad: 'Het is hier al net zo'n klotezooi als overal.'
In bijna elk verhaal weet Osipov zijn lezers te verrassen. Niet alleen met rampspoed en geweld, maar juist ook met onverwacht optimisme. Meer dan eens moeten zijn personages, soms tot hun eigen verbazing, vaststellen dat ze ondanks alles gelukkig zijn.
Het mooist beschrijft Osipov dat in het verhaal 'De zigeunerin', over - alweer - een arts die zijn karige loon aanvult door zieke emigranten naar de Verenigde Staten te begeleiden, elke maand weer. 'In het begin, toen hij net begon met deze vluchten, verwachtte hij een grote variëteit aan menselijke emoties: emigratie is een serieuze stap. Maar na enige tijd begreep hij: dit werk kent, net als dat van een crematoriummedewerker of dat van een trouwambtenaar, maar een beperkt aantal reacties.'
Als hij na een vermoeiende reis vol tegenslagen en veel te praatgrage Amerikanen in het vliegtuig óók nog met zijn voorbumper tegen een betonnen rand knalt die precies zo hoog is dat je hem net niet ziet ('Shit! Welkom in het vaderland'), zit er niets anders op dan zijn zuurverdiende geld meteen weer uit te geven aan de reparatie. Tijdens het wachten in de smerige garage luistert hij, neergeploft in een doorgezakte autostoel, op zijn koptelefoon naar Mendelssohn, het tweede trio. Dan voelt hij het: geluk, onmiskenbaar. Het zal zo wel wegzakken, denkt hij. Maar nee, het duurt voort. 'Is het de muziek? Is dat het? Nee, de muziek is afgelopen en hij is nog steeds gelukkig.'
Of neem de aandoenlijke dramaturg in 'De mijnstad Eeuwigheid', een van de lange raamvertellingen uit de bundel. Hij moet zijn woonplaats ver boven de poolcirkel verlaten omdat 'de opperbevelhebber' daar zo nodig kruisraketten wil testen, zoals hij pas veel later uit de krant verneemt. Daarna woont hij maanden in een treinwagon op het station van Severogorsk, want alle opvang is vol. Voor hem is het vooral reden om zich af te vragen: 'Kun je echt met je gezonde verstand beweren dat het leven geen verhaallijn heeft?'
Bijna terloops roept Osipov steeds weer grote vragen op. Over de wisselvalligheid van het lot, de omgang met een repressief systeem: wat te doen, hoe te leven? De antwoorden zijn net zo gevarieerd als de personages die zijn verhalen bevolken.
Daar kun je Tsjechov met de haren bij slepen. Je kunt het ook laten.
****
Uit het Russisch vertaald door Yolanda Bloemen en Seijo Epema.
Van Oorschot; 382 pagina's; € 25.
Verberg tekst