Het wordt met de dag drukker in de Noord-Italiaanse bergen. Sinds het monstersucces van De acht bergen zoeken steeds meer auteurs hun inspiratie hogerop. Gelukkig zijn niet alle schrijvers die hun geluk in de Alpen beproeven Paolo Cognetti-epigonen. Honderd miljoen jaar en een dag speelt in hetzelfde decor, maar Jean-Baptiste Andrea (51) heeft de bestseller van zijn voorganger niet eens gelezen. De Franse filmmaker en scenarist bekeerde zich in 2017 tot de schrijverij en scheerde meteen hoge toppen met Mijn koningin. Zijn debuutroman werd maar liefst met een dozijn prijzen bekroond, waaronder de Femina des lycéens en de Prix du Premier Roman. In zijn tweede boek neemt hij de lezer op sleeptouw naar de scherpe pieken, de diepe ravijnen en de steile afgronden van de Dolomieten. Honderd miljoen jaar en een dag is niet de zoveelste bergroman, maar een spannend, poëtisch verhaal met een magisch tintje over de helletocht van een stel paleontologen.
Op zesjarige leeftijd heeft Stan zijn eerste fossiel ontdekt: een trilobiet van 300 miljoen jaar oud. Tientallen jaren later, in juli 1954, heeft de held het tot professor in de paleontologie geschopt. Samen met zijn vroegere assistent Umberto, diens assistent Peter en een gids 'die de vergeten taal van de bergen spreekt' trekt hij op expeditie naar een keteldal in een godvergeten streek tussen Frankrijk en Italië. De vier hebben één zomer om het skelet van een dinosaurus te lokaliseren. Het is een queeste op het scherp van de snee: erop of eronder, alles of niets. De riskante missie is Stans ultieme kans om zijn leven zin te geven en de middelmatigheid te ontstijgen. Wanneer de winter invalt, zit afdalen naar de bewoonde wereld er niet meer in. Dan wordt het een gevecht op leven en dood met de Alpengletsjer, waar lawines, wolven, onderkoeling, honger en hallucinaties op de loer liggen, maar opgeven is geen optie.
Wilde verhalen
De hele queeste berust op een wankele basis. Ze vindt haar oorsprong in de wilde verhalen die een oude conciërge aan een stel kinderen heeft verteld. Als tiener is Leucio ooit verdwaald in de bergen en moest hij tijdens een hevig onweer schuilen in een grot. Daar kwam hij oog in oog te staan met het reusachtige geraamte van 'een draak'. Een brontosaurus? Een apatosaurus? Een diplodocus? De man wist een vrij accurate beschrijving te geven van de locatie, op een gletsjer die tussen drie bergpieken lag, maar het is en blijft een onwetenschappelijk uitgangspunt. Maar goed, je wordt nu eenmaal paleontoloog 'omdat je van verhalen houdt'.
Andrea's personages zijn geen helden, maar gewone mensen zoals u en ik, met hun problemen, hun kleine kantjes en gebreken. Dat geldt ook voor Stan, die in eerste instantie een enigszins ongepolijste en onsympathieke indruk maakt, maar in de loop van het boek een forse ontwikkeling doormaakt. Naarmate de omstandigheden moeilijker worden, wordt hij steeds meer geplaagd door demonen uit zijn verleden. Terwijl hij koppig het steile pad van zijn dromen beklimt, voert zijn barre tocht hem linea recta naar zijn ongelukkige kindertijd.
Honderd miljoen jaar en een dag is even adembenemend als poëtisch. Het fraaie kleinood gaat over kameraadschap, over trouw blijven aan jezelf, over hoop die doet leven en dromen die een mens overeind houden. Het contrast tussen de grootsheid van die dromen, het indrukwekkende decor en de strakke, haast laconieke stijl maakt het allemaal nog imposanter. Als lezer klim, klauter en kleum je als vijfde expeditielid met de onderzoekers mee. Je voelt de kou onverbiddelijk in je botten trekken. Je voelt de spanningen in de groep toenemen, in die onmetelijke witte wereld. De grandioze landschappen en de gezonde berglucht krijg je er gratis bij.
Vertaald door Gertrud Maes en Martine Woudt, Oevers, 224 blz., € 23,50. Oorspr. titel: 'Cent millions d'années et un jour'.
Verberg tekst