Op een zaterdagmiddag in juni 1934 werd een groot schrijver, Boris Pasternak, thuis in Moskou onverwacht gebeld door een berucht tiran, Sovjet-leider Stalin. Na drie minuten gooide Stalin de hoorn er alweer op. Over weinig andere telefoongesprekken van drie minuten is langer nagepraat en, vooral, 'nagespeculeerd'.
Ismail Kadare uit Albanië hoorde voor het eerst over dit telefoongesprek in 1959, toen hij als jonge man in Moskou studeerde. Dat hij in de decennia die volgden een nog grotere fascinatie voor dit telefoontje ontwikkelde dan veel anderen, kwam doordat zijn situatie op die van Pasternak leek. Het valt te betogen dat bijna niemand zich nóg beter kon verplaatsen in Pasternak-met-de-hoorn-in-hand dan Kadare, de grootste schrijver van de Volksrepubliek Albanië, het enige Europese land dat na Stalins dood stalinistisch bleef.
In 1964 kreeg Kadare op het kantoor van de Schrijversbond in Tirana onverwacht een telefoontje van de Albanese Stalin, kameraad Enver Hoxha. Aanwezigen hoorden Kadare stamelen 'bedankt... bedankt...' en schamperden naderhand over zijn 'onderdanigheid'. Onenigheid aan de top heet de vertaling van de nieuwe roman van de nu 86-jarige Kadare. De facto is die nieuwe roman een essay. Kadare analyseert op basis van directe en indirecte getuigenverklaringen verschillende versies van het Stalin-Pasternak-gesprek en haalt onderwijl herinneringen op aan zijn twee jonge jaren in Moskou. Onderwijl doet hij óók aan traumaverwerking - dat kun je althans beweren.
Het telefoongesprek vond plaats in 1934 in Moskou, Ismail Kadare werd in 1936 geboren in Gjirokastër in zuidelijk Albanië, maar twee zinnen staan in dit boek voortdurend tussen de regels: 'jullie moesten eens weten hoe dat voelt' en 'oordeel niet te snel'. Behalve hoe het voelt als een tiran je belt, weet Kadare óók hoe het voelt als mensen oordelen.
Toen de dictatuur in Albanië twee jaar na 1989 ten leste bezweek, werd Kadare (inmiddels uitgeweken naar Parijs) vaak verguisd als regimeschrijver en schoothondje van Hoxha. Jarenlang was hij kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur, jarenlang schreven landgenoten aan de Zweedse Academie dat Kadare die prijs niet mocht krijgen. Boris Pasternak mocht de prijs der prijzen ook niet in ontvangst nemen: hij werd in 1958 door de Sovjetautoriteiten onder druk gezet om de Nobelprijs voor Dokter Zjivago te weigeren.
In Onenigheid aan de top neemt Kadare dertien versies van het telefoontje uit 1934 onder de loep. Enkele elementen keren steeds terug. Stalin wilde van Pasternak weten wat hij vond van diens vriend en collega-dichter Osip Mandelsjtam. Deze was in mei 1934 opgepakt wegens een spotdicht op Stalin ('Als hoefijzers smeedt hij bevel op bevel/ Jij moet zus, jij moet zo, jij moet niet, jij moet wel'). Pasternak hield zich in dat telefoontje op de vlakte, zei iets in de trant dat Mandelsjtam en hij verschillend waren. Stalin beet hem iets toe dat erop neerkwam dat Pasternak laf was omdat hij niet voor zijn vriend durfde op te komen, en gooide de hoorn erop.
Maar was Pasternak laf? Of was hij verbouwereerd door de stem van de massamoordenaar? Of paste hij ervoor zich tot Stalins niveau te verlagen door iemand banaal te categoriseren? Geleidelijk wordt Onenigheid aan de top een beschouwing over de relatie tussen tiran en dichter, dictator en schrijver. De titel refereert, onder meer, aan de vraag wie van die twee nu eigenlijk aan de top verkeert. De tiran kan mensen terroriseren, maar in de harten van de mensen heeft hij geen macht. De macht van de dichter begint, kun je zeggen, waar die van de tiran ophoudt. Zelfs als de tiran de dichter ombrengt, schakelt hij hem niet uit. 'Dat brengt ons', schrijft Kadare, 'op wat wij, als we het woord 'onsterfelijk' willen vermijden, het best van iemand als Mandelsjtam kunnen zeggen: hij zal oneindig blijven voortleven.'
Osip Mandelsjtam stierf in de goelag in 1938. Zowel Pasternak als Kadare werd gespaard. Typisch is dat zowel Stalin als Hoxha om deze schrijvers in de tang te houden zijn toevlucht nam tot een mengsel van lof en straf, prijzen en geselingen. En beiden misten hun doel. Dat brengt Kadare bij een ander thema, namelijk in hoeverre de jaloezie en de wrok van de tiran de schrijver-dichter in de kaart kunnen spelen. De tiran kan de dichter gevangenzetten, hij kan hem huisarrest geven, hij kan hem een visum voor het buitenland weigeren, maar over een visum voor de belangrijkste bestemming gaat hij niet: daar is de schrijver 'in staat om werkelijk te heersen, helemaal zelfstandig, zonder hulp van wie dan ook'.
Het is vaak wonderlijk genoemd dat een van de grootste literaire oeuvres van de tweede helft van de 20ste eeuw tot stand kwam in Albanië, een klein land met een van 's werelds meest repressieve regimes. Een verklaring is dat een auteur die zijn mogelijkheden ernstig beperkt ziet door geboden en verboden, scherper kan zien hoe hij uitkomt waar hij wil uitkomen. Een groot schrijver die alles mag, kan zomaar meer tijd verspillen dan een groot schrijver die weet: 'Dit mag niet en dit mag niet en dit mag ook niet.' En dan is er nog dat gevoel van urgentie dat een auteur kan krijgen als hij in angst leeft of hij kan blijven schrijven.
Typisch is dat een van Kadares mooiste romans verscheen in 1971, tijdens een van de naargeestigste periodes van het Albanese communisme (in 1972 moest Kadare van Hoxha op een cursus proletarische heropvoeding). Dertig jaar geleden verscheen dit boek voor het eerst in het Nederlands onder de titel Kroniek van de stenen stad. Tegelijk met Kadares nieuwe roman verscheen het opnieuw in de fraaie Perpetua-reeks van Athenaeum-Polak & Van Gennep, onder de dichter bij het origineel liggende titel Kroniek in steen. Behalve een van Kadares mooiste romans is het ook een van zijn meest autobiografische. We zien de oorlogsjaren in Gjirokastër, de stenen stad, door de ogen van een jong kind. Op verbluffende wijze speelt de auteur met het perfectief van een 6-jarige: ('Wat een domme rivier! dacht ik. Elke winter probeert ze aan de voet van de stad te knagen.' 'Ik had medelijden met de grote kamer, die na de bommen door iedereen in de steek werd gelaten.')
Kadares beroemdst geworden zin over de stenen stad is er óók een over dictatuur: 'Het was bijna onvoorstelbaar dat zich onder dit harde pantser het tere vlees van het leven bevond.' Om wellicht de mooiste zin uit Onenigheid aan de top te citeren: 'Anders dan een tiran, verlangt kunst geen genade - ze kan ons die alleen maar schenken.'
Ismail Kadare Kroniek in steen
★★★★☆
Uit het Frans vertaald door Hans de Bruijn. Athenaeum-Polak & Van Gennep; 224 pagina's; € 27,50.
Ismail Kadare Onenigheid aan de top
★★★★★
Uit het Albanees vertaald door Roel Schuyt. Querido; 208 pagina; € 21,99.
Verberg tekst